- nu
- nu1{{/term}}〈bijwoord〉1 [algemeen]maintenant2 [m.b.t. een voorafgaand woord] donc♦voorbeelden:1 dat wordt nu algemeen aanvaard • c'est admis par tous actuellementwat nu weer? • quoi encore?wat nu? • et maintenant?nu en dan • de temps à autretot nu (toe) • jusqu'à présentvan nu af aan • désormaisvan nu tot volgend jaar • d'ici à l'année prochainehet nu • le présentnu ben ik klaar • me voilà prêtnu eens … dan weer • tantôt … tantôtreeds van nu af aan • d'ores et déjà————————nu2{{/term}}〈voegwoord〉1 maintenant (que)♦voorbeelden:1 nu ik dat weet, ben ik gerust • maintenant que je sais cela, je suis rassuré————————nu3{{/term}}〈tussenwerpsel〉1 [als aansporing, aandrang] alors2 [m.b.t. verbazing, ongeloof] ça alors, eh!3 [m.b.t. onzekerheid] déjà 〈vaak onvertaald〉4 [als toegeving] enfin 〈vaak onvertaald〉5 [m.b.t. ongepastheid] franchement⇒ enfin 〈vaak onvertaald〉6 [m.b.t. de voortzetting, beëindiging] bon♦voorbeelden:1 stil nu toch! • tais-toi (donc)!waar zat je nu? • où étais-tu (donc)?2 hoe kan dat nu? • comment est-ce possible?3 wie komen er nu precies? • qui vient au juste?4 de mensen zijn nu eenmaal zo • que voulez-vous, les gens sont comme çanu ja, wat dan nog? • enfin oui, et alors?5 hoe kun je dat nu doen? • franchement, comment peux-tu faire cela?6 nu, om weer op ons onderwerp te komen • bon, pour en revenir à nos moutons
Deens-Russisch woordenboek. 2015.